maandag 14 september 2009

Dag 11: Grand Junction – Durango – Moab

Door een boekingsfoutje van de reisorganisator ben ik nu 3 uur van Denver af, en vanavond 5 uur. Ik zit nu dichter bij Denver, dan het hotel waar ik vanavond slaap. Maar goed, dat mag de pret niet drukken. Dan maar een stukje zuidelijk via de Interstate 50 Zuid en 550 Zuid en de staat New Mexico proberen te bereiken. De eerste stop is in het stadje Delta, op zo’n 52 mijl (pl/min 77 kilometer) van Grand Junction. Een goederentrein raast door het stadje heen, wat me het ‘In the Heat of the Night’-gevoel geeft (voor diegenen die deze serie nooit hebben gezien; de openingsscene is een goederentrein, die dwars door een stadje rijdt, terwijl een politieauto voor de overweg staat te wachten, tot-ie voorbij is). Verder is Delta weinig soeps. Of je moet het leuk vinden de plaatselijke gevangenis van binnen te willen zien. De tocht gaat dus verder naar Montrose over de Interstate 550 Zuid. Montrose is weinig aan; of je moet de Harrier (gevechtsvliegtuig) op ware grote leuk vinden, die men aan de rand van het stadje op een standaard heeft gezet, bij de ingang van het plaatselijke vliegveldje. Ik neem afscheid van de 50 Oost en vervolg mijn weg via de 550 Zuid door Ridgeway (met het “Dutch Charlie National Park”). Na het plaatsje Ouray begint de lol pas echt; De 550 Zuid wordt een nauwe weg, die me door de Red Mountains slingert. Een prachtig gezicht; maar je moet erg uitkijken dat je niet stiekem een stuurfoutje maakt. Één stuurfoutje, en je ligt 100 meter of verder beneden in het ravijn te kijken met je Chevy Aveo. Vangrails ontbreekt op grote stukken en de maximum haalbare snelheid is 20 – 25 mijl per uur. Even krijg ik het spaans benauwd als de remmen beginnen te schokken als ik erop druk, wat erop zou kunnen wijzen dat de remschijven naar de mallemoer zijn. Lekker, zit je op bijna 11.000 voet hoogte en ga je bergafwaarts. Maar ik bereik het stadje Durango ongedeerd. Enig probleem is, dat het al in de namiddag is en de staatsgrens met New Mexico nog op z’n minst 68 mijl rijden is. Dan wordt het weer nachtwerk als ik in Moab aankom… En daar pas ik voor. Dus via de Interstate 161 West en de 191 Noord en de dorpjes Cortez, Dove Creek en Monticello weer terug naar Moab. Daar, waar ik gisteren ook al was. Dit maal rijd ik Moab aan de zuidkant binnen. En dat betekent binnenkomst via het Canyonsland National Park. Het Canyonsland National Park is een aaneenschakeling van sculpturen langs de Interstate 191 (zowel Noord als Zuid), gemaakt door Moeder Natuur. Veel sculpturen hebben merkwaardige vormen, zoals een hand van een mens, een grote schildpad en een Jezuïetenkruis. Van die laatste heb ik een foto gemaakt en enkele minuten film. Ook is er Wilsons Ark te vinden; een immense sculptuur, waaruit een arkvorm is op te maken, genoemd naar Joe Wilson, de ontdekker van de kolos. Heel merkwaardig allemaal; maar het is stof voor voldoende beeldmateriaal. Geniet van de foto’s die ik heb gemaakt. Want het maken van foto’s en films van deze rode stenen kolossen, tegen de achtergrond van een ondergaande zon… geeft een geweldig gezicht. Ik ben blij dat ik New Mexico vandaag niet heb bereikt; want dan had ik dit alle moois zeker gemist, omdat ik er in de duisternis aan voorbij was gereden. Tegen de nette tijd van half acht ’s avonds als ik het hotel vind, waar ik onofficieel de laatste nacht van deze reis zal doorbrengen. Morgen is er nog een nacht in Denver. Maar in Denver ben ik al geweest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten