maandag 14 september 2009

AMERIKA REIS PAUL HENRIQUEZ, SEPTEMBER 2009

Dag 1: Amsterdam – Frankfurt – Washington D.C. – Denver

Na ruim 25 uur vliegen vanaf Amsterdam via Frankfurt en Washington D.C. aangekomen op Denver International Airport. Denver heeft een vrij grote luchthaven voor een stad die niet veel groter is dan Rotterdam. De luchthaven heeft een monorail en een immense aankomsthal, waar Rotterdam Airport nog een puntje aan kan zuigen. De bus van de verhuurmaatschappij staat keurig netjes op me te wachten. Al is daar alles mee gezegd. Eenmaal aangekomen bij het ophaalpunt blijkt dat ik niet verzekerd ben, als Yogi Bear straks in Yellowstone stom toevallig bij mij een ruitje intikt. Dat was me door de reisorganisatie wel verteld. Extra kosten USD 67,=. Niemand die me verder begeleidt naar mijn auto of een kenteken geeft van de auto, zodat ik in het holst van de nacht (het is inmiddels bijna half één ’s nachts) zelf mijn auto kan gaan zoeken. Daarna begint het zoeken van het hotel. En waar begin je, in een stad zo groot als Rotterdam? Gelukkig had ik thuis een uitdraai gemaakt van de routebeschrijving dus dat zou een makkie worden. Dacht ik…. Maar het duurt even (een uurtje) voordat ik gewend ben aan het Amerikaanse wegensysteem. De Interstate 25, die ik moet hebben, is namelijk verdeeld in twee stukken; Noord en Zuid. En om het geheel nog even eenvoudiger te maken eindigt Interstate 25 Noord plotseling en gaat over in Interstate 36 West. Na een half uurtje door randgemeentes van Denver struinen vind ik het wel genoeg geweest en roep een aantal wegwerkers om hulp. Die zijn bereidwillig en leggen me uit dat ik niet zover uit de buurt zit; Nee, gewoon terug naar Interstate 36, de Oostelijke kant en daarna Interstate 25 Zuid. Daarop blijven, totdat je een voetbalstadion van Invesco ziet, en daarna moet je eraf. Makkie, denk ik weer. Maar eenmaal de Interstate 25 Zuid te hebben, duurt het naar mijn zin wel erg lang voordat ik het voetbalstadion zie. Dus maar weer vragen naar dat voetbalstadion. Blijkt dat ik er nog één afslag vandaan zit. Eind goed, al goed. Hotel gevonden na 2,5 uur door Denver struinen, in het holst van de nacht. Één ding; ik was meteen vertrouwd met het Amerikaanse wegensysteem.

Dag 2: Denver – Nederland - Denver

’s Morgens met een stel Belgische hotelgasten de binnenstad van Denver ingedoken. Dat valt wel even tegen; De binnenstad van Denver is niet zo erg groot en bevat niet echt veel bezienswaardigheden. Of het moet het gemeentehuis zijn en het aangrenzende provinciehuis, want Denver is de hoofdstad van de staat Colorado. Het aangrenzende park is één grote dierentuin, waar een eekhoorntje een maatje vindt in mijn videocamera. Daklozen zijn er – net als in veel andere Amerikaanse steden – ook in Denver, als is het beter georganiseerd. De politie houdt, in tegenstelling tot andere Amerikaanse steden waar ik tot nu toe ben geweest, strakke regie over de daklozen, zodat die niet de toeristen onder de voet lopen. Verder gaat het er gemoedelijk aan toe, tussen de politie en de kansarmen. Dit is een heel ander straatbeeld, dan wat ik ken uit steden als New York, Seattle, Los Angeles, San Diego, San Francisco en Washington D.C.. Daar struikel je over de zwervers en er is totaal geen coördinatie.
’s Middags is het dan tijd voor de grote en langverwachte rit naar het plaatsje Nederland, op zo’n 65 km rijden van het stadshart van Denver. De Belgen laat ik achter me. Via het universiteitsstadje Boulder kom ik voor het eerst in aanraking met de Rocky Mountains, het bergenmassief dat in Argentinië begint en doorloopt tot in het noorden van Canada. Het is wel even een vreemde gewaarwording, als je Boulder binnen rijdt, en een bordje ziet met daarop “Nederland”, 24 mijl en linksaf. Qua bebording lijkt het Amerikaanse weggennetwerk veel op het Belgische; of er is veel aangegeven, of helemaal niets. Hier is het allemaal prima aangegeven (zo ook het stadsdeel “Leyden” in Denver, die ik over heb geslagen). Vanaf Boulder is het nog 18 mijl naar het plaatsje Nederland. Voor het omrekenen naar kilometers halveer ik de afstand 18 mijl; 9 en tel dat op bij die 18 en kom zo op de afstand van 27 kilometer. Omdat je geen constante snelheden kunt aanhouden, duurt het alles bij elkaar een uurtje voordat ik het gehucht binnen rijdt. “Nederland” is niet meer dan 6 straten, dat aan een meer ligt. Er is een supermarkt, een gemeentehuis, een Italiaans restaurant en een politiebureau. Verder valt me de “Snyder Street” op. Erg boeiend is dit ski-oord niet, maar het is leuk om er even te zijn geweest.
’s Avonds terug in Denver kom ik de Belgen weer tegen, die een hapje gaan eten in de binnenstad van Denver. Ik sla over; morgen een lange dag voor de boeg.

Dag 3: Denver – Cheyenne – Custer (State Park)

De folder van de reisorganisatie geeft aan dat de afstand tussen Denver en Custer ongeveer 600 kilometer is. Makkie, denk ik. Dus ik kan ’s morgens wel even het stadje Boulder verkennen. Boulder is een aardig stadje met een leuk centrum, op ongeveer een drie kwartier rijden van Denver. Het is de hoofdstad van het district Boulder, waartoe ook het plaatsje “Nederland” behoort. Als je in het centrum van Boulder staat, zie je, dat het stadje omringd wordt door de bergen. Een indrukwekkend plaatje. Verder is Boulder een plaatsje van vrijbuiters en studenten. Echt een leuk plaatsje om er een dagje rond te lopen. Maar die tijd heb ik niet, dus na 2 uur door Boulder te hebben gelopen is het tijd om verder te gaan. Mijn ochtendeten in Boulder bestaat uit gebakken ei met ham, in de vorm van een hamburger. Niet te eten en zoveel vet, dat ik dat waarschijnlijk pas kwijt ben, als ik drie keer op en neer naar Denver ben gelopen.
De tocht zet zich verder via de interstate 36 West. Die kennen we nog. Het uitzicht langs deze Interstate 36 is prachtig. De weg slingert me door de bergen, waar de snelheid maximaal 65 mijl/uur is (ong. 100 km/u). Die snelheid haal je vrijwel nooit. De 36 West doorkuist het stadje Lyons; een decor voor elke Western-film. Het stadje is precies zo, zoals je dat uit de spaghetti-westerns van regisseur Sergio Leone kent, of de films “Convoy” en “Roadhouse”. Het is bijna middag als ik daar aan kom en dus tijd voor de aanschaf van een paar flessen water. Want met deze temperaturen heeft eten weinig zin en bovendien heb ik geen honger, door dat vette ontbijt van vanochtend in Boulder. Na een korte tussenstop in Lyons vervolg ik mijn weg naar Cests Park; een toeristenhol waar ik voor de eerste keer ga tanken. Eerst eens met de verhuurmaatschappij bellen, omdat nergens staat aangegeven welke brandstof in de auto moet. Dat gesprek verloopt niet helemaal soepel; ze willen me terug bellen en weten waar ik zit, terwijl ik alleen maar wil weten welke soort brandstof ik moet tanken. Tenslotte blijkt dat ik ongelode benzine 85 moet tanken. Heb ik bijna een kwartier voor allerlei gegevens moeten doorgeven. Een volle tank 7,2 gallon (28 liter) kost nog geen USD 20,00. Kom daar in Nederland maar eens om. Via de plaatsjes Geeley en Loveland neem ik de Interstate 85 Noord naar Cheyenne. Bij het plaatsje Pierce, op de grens van de staten Colorado en Wyoming, stop ik even om een immens lange trein op de foto en film te zetten. De machinist vindt deze aandacht wel leuk en claxonneert meerdere malen. Het bergachtige landschap van Colorado heeft plaatsgemaakt voor het heuvelachtige landschap van Wyoming. Het gevolg is uitgestrekte wegen, die als een lange tong in het landschap liggen. Een prachtig uitzicht, dus ik neem even de tijd om dit op me te laten inwerken. Ik heb immers toch tijd zat.
Dat de tijd niet helemaal mijn vriend is, blijkt in Cheyenne. Oorspronkelijk was Cheyenne in het reisschema opgenomen. Maar op het internet heb ik alles nagekeken en gezien dat Cheyenne echt geen klap aan is. Of je moet het geboortehuis van voormalig vice-president Dick Cheney willen zien, maar dat boeit me niet. Wel even de beentjes strekken en daar komt de eerste tegenvaller; Ik heb weliswaar 547 kilometer afgelegd, maar moet op z’n minst nog 678 kilometer (geen mijlen) en het is al in de namiddag. Dat wordt nachtwerk.
Mijn weg zet ik voort via de Interstate 85 Noord, de staat Wyoming in. Het wordt een gevecht met de tijd, waarbij ik steeds op de kaart kijk, als een bord langs de weg aangeeft hoever het eerstvolgende dorpje is. Alle dorpjes die ik doorkruis, zijn meer dan perfecte decors voor elke Amerikaanse westernfilms, of een vervolg op de truckersfilm “Convoy”. In Lusk smijt ik mijn Chevy Aveo nog één keer vol, om daarna de grote sprong te maken naar Custer. Dat valt tegen, omdat de Interstate 85 Noord overal open ligt en je dus niet stevig door kunt rijden. De avond valt in over Wyoming en de maan laat zich zien. Ik volg twee Amerikaanse trucks. Een prachtig plaatje en dat wordt dus op de foto en film gezet.
Het is al na negenen als ik het toeristenhol Custer binnenrijd. Een vriendelijke dame van de plaatselijke pizzeria vertelt me dat ik er nog lang niet ben. Nee, op zijn minst nog 10 – 15 mijl (16 – 22 kilometer) en daar is mijn volgende hotel. Onderweg kom nog bijna in botsing met Buffalo Bill, die totaal geen interesse in me toont en lekker door graast. Mijn aandacht lag bij een tegenligger maar ik zie het immense beest net op tijd. Want bij een botsing met dit dier verliest mijn Chevy. Dat is zeker.

Dag 4: Custer State Park

De ochtend begint met een ontbijtje; kaas met brood en niet andersom. Ik geniet als ik de vele trucks zie, die het stadje doorkuisen en hoor, hoe ze met enige moeite tegen de berg op rijden. Het stadje wemelt van de motormuizen, die op hun Harley’s hun weg vervolgen. Verder is Custer weinig aan en kom ik eigenlijk alleen maar voor Mount Rushmore, dat hier op 20 mijl (pl/min 30 km) vandaan ligt. Als je een beetje Amerikaanse geschiedenis/cultuur wilt snuiven, dan moet je naar Mount Rushmore. Hierin zijn de koppen uitgehakt van de 4 meest beleidsbepalende presidenten van de Verenigde Staten; George Washington (grondlegger), Thomas Jefferson (breidde de VS uit door o.a. de staat Louisiana te kopen van de Fransen), Theodore Roosevelt (zijn regeerperiode stond in het teken van grote veranderingen) en Abraham Lincoln (hij leidde de V.S. door de burgeroorlog in 1845). Al het hakwerk is van de Deense immigrant Burglund en de naam Rushmore komt van de man, die dit hele project betaald heeft; Charles Thomas Rushmore. Het park is slechts sinds een paar jaar staatseigendom. Een Amerikaanse bezoeker klaagt hierover, omdat hij stelt dat vrijwel alle grote Amerikaanse geschiedenis-monumenten private initiatieven zijn, die later zijn gekocht door de overheid. Twee Rotterdamse dames komen hier duidelijk alleen maar, om er geweest te zijn. De namen Washington, Lincoln, Roosevelt en Jefferson zegt ze helemaal niks en het lijkt ze ook niks te boeien. Ook de 56 vlaggen, die boven de laan wapperen, die naar het monument leidt, deert ze niks. De 56 vlaggen vertegenwoordigen de 50 staten en de 6 landen, die behoren tot de Verenigde Staten.

Dag 5: Custer – Sheridan

Custer ligt niet in Wyoming, maar in South Dakota, zo kom net ik achter. Ik heb eergisteren dus niet alleen méér dan 1.100 kilometer afgelegd, maar ook een hele staat doorkruist. De ochtend begint met een tochtje door het park, op weg naar die eeuwige Interstate 85 Noord. Ondanks de nare nasmaak die ik over deze weg heb, leidt deze weg me toch langs prachtige landschappen. In het park zelf kom ik Buffalo Bill en zijn maatjes weer tegen en stikt het van de herten. De beesten lijken gewend aan menselijke aandacht en gaan gewoon door met hun activiteiten. De eerste stop na Custer is het plaatsje Deadwood, dat zó klein is, dat het niet eens op de kaart staat. Het plaatsje lijkt stil te hebben gestaan in de tijd; elke film uit de jaren ’60 kan hier zijn opgenomen. Zeker als de tientallen motormuizen het dorpje aandoen, als ik er ben. Ik ontmoet er visser Joe, die zijn zoontje in het lokale meertje leert vissen. Het kereltje schijnt echter meer oog te hebben voor mijn videokunsten, dan voor de viskunsten van pa. Tien kilometer verder, als ik de Interstate 90 West opdraai, is het wederom tijd om het prairie-achtige landschap even op me in te laten werken. Ik mis alleen nog Lucky Luuk en zijn paard Jolly Jumper. Dat zou het plaatje compleet maken. In het plaatsje Belle Fourche is het tijd voor een goed bord spaghetti; mijn eerste eten voor vandaag. Een kleine 40 kilometer boven Belle Fourche, langs die eeuwige Interstate 85 Noord, is het geografische centrum van de Verenigde Staten te vinden. Hier, in South Dakota, zijn alle afstanden in de VS gelijk. Of je nu naar Miami, Los Angeles, Chicago, Houston, New York of waar dan ook in de VS wilt gaan. Dit is het midden van het midden van de Verenigde Staten. Het ligt wel een klein beetje afgelegen en erg goed aangegeven is het niet. Ik heb er 50 kilometer voor moeten omrijden. Maar dat deert me niets; ik heb vakantie en de prairie is adembenemend mooi. Ik sta een half uurtje stil bij het monument, dat aangeeft dat ik in het midden van het midden ben, en rijd dan terug naar Belle Fourche. Ik wordt vergezeld door een zwerm sprinkhanen, die allemaal tegen mijn auto opvliegen. Een twintigtal overleeft de crash niet.
Terug in Belle Fourche is het tijd om de Interstate 85 Zuid te verlaten en de Interstate 212 West op te draaien. Deze brengt me naar de staat Montana; verreweg de mooiste staat van Amerika. Ook hier lijkt de tijd te hebben stilgestaan. Ik doorkruis dorpjes met gemiddeld zo’n 34 inwoners. De huizen zijn vaak slecht onderhouden en de autowrakken staan vaak gewoon in de tuin, of langs de snelweg (voor zover je van een snelweg kunt spreken). De 212 West wordt voornamelijk gebruikt door vrachtwagenchauffeurs; en dat vindt kleine Paultje altijd wel leuk. Een paar kilometer vóór het plaatsje Broadus stop ik om dit alles op film en foto vast te leggen. Daarna verlaat ik de staat Montana weer, via de Wyoming 59 en het gehucht Biddle (4 huizen en een benzinestation) rijd ik de staat Wyoming weer binnen. Aan het einde van de 59 ga ik de Interstate 14 West naar Sheridan op. Echt boeiend is het hier niet, of je moet de talloze treinen mooi vinden, die de kolencentrale van Sheridan voorzien van de nodige brandstof. In Spotted House is het tijd om te tanken en tijd om de lijken van de sprinkhanen van mijn auto te vegen. Het stinkt namelijk verschrikkelijk in de auto en mijn vermoeden is, dat het stinkt naar verbrande sprinkhanen. Slechts één sprinkhaan heeft de tocht van Belle Fourche naar Spotted House (178 mijl) overleefd. Een klein half uurtje later rijd ik Sherdan binnen. Moe als ik ben, duik ik meteen het bed in. Maar niet na even het laatste nieuws uit Nederland van het internet te hebben gehaald.

Dag 6: Sheridan – Yellowstone (National Park) – Mammouth Hot Springs

Sheridan is een toeristenhol, dat ik snel wil verlaten. Maar niet, voordat ik weer een zwerm insecten van de voorruit en de bumper heb geveegd. Bah! Via de Interstate 90 West draai ik de 14 West weer op, die me dwars door een bergenmassief leidt. Let op: Je moet dan wel de Alternatieve 14 West hebben, want de ‘gewone’ 14 West is niet meer dan een 4-baans snelweg en je ziet geen fuck van het land(schap). De Alternatieve 14 West geeft de eerste adembenemende uitzichten van de Rocky Mountains. De lucht is er ijl en ik heb af en toe moeite met ademhalen. Zeker, als ik aan mijn eerste wandeltocht wil beginnen. Na deze tussenstop gaat het bergafwaarts, met dalingspercentages van soms wel 10%. Om je een voorstelling te geven; ik heb de auto in ‘neutraal’ gezet en met de rem de auto gestuurd. Toen het een beetje begon te stinken naar brandlucht (oververhitte remschijven), heb ik even de auto langs de kant van de weg gezet om de remmen te laten afkoelen. De wegbeheerder is het gelukkig met me eens en heeft aan weerszijden van de weg diverse plaatsen gemaakt, waar je even kunt afkoelen. Maar dit alles is het waard; het uitzicht is formidabel. Ik verbaas me enigszins over de volgepakte megacampers, die groter zijn dan een gemiddelde Nederlandse stadsbus, waaraan ook nog eens een personenauto is gekoppeld. En die is ook nog eens vol bepakt, bezakt en beladen. Een Amerikaans stelletje legt me uit, dat deze mensen vaak drie maanden, tot een half jaar van huis zijn.
Ik doorkruis de plaatsjes Lovell en Powell en kom uiteindelijk in Cody, waar het Yellowstone Park onofficieel begint. Officieel moet je vanaf daar nog 14 mijl (ong. 21 kilometer) rijden, tot aan de poorten van het park. De entree kost USD 25,00 en gelijk na binnenkomst begint de eerste opwinding al; formidabele uitzichten, prachtige meren en genoeg loslopende dieren. Ik stop vaak en houd zelfs wat medeweggebruikers op. Yogi Bear laat zich ook even zien en na deze opwinding begint de volgende; Op een parkeerplaatsje langs het Yellowstone Meer staan tientallen T-Fordjes, met hun gebruikers ernaast. Ze wachten op elkaar, want ze gaan samen beginnen aan een ritje door het park. En ja, deze originele T-Fordjes staan bij mij op de film en foto. Even verderop laat een kudde bizons zich zien, grazend langs de kant van de weg. Geen bizon die let op de dikke Hollander met zijn camera-uitrusting, waarbij een cameraploeg van CNN nog zou verbleken. Tien kilometer verder laten een paar wolven zich zien en daarna volgen een paar van de vele geisers, die het park rijk is. Een Amerikaan wijst me op een sneeuwstorm, die zich ver vóór ons, hoog in de bergen afspeelt. Een indrukwekkend tafereel. Ik hoop dat het tafereel goed te zien is op de film, die straks op YouTube wordt geplaatst.
Na de wolven te hebben aanschouwd, is het tijd om naar mijn hotel te gaan. Maar niet, nadat ik achteruit tegen een pick-up truck ben gereden, uit parkeerstand. De schade valt gelukkig erg mee en de verhuurmaatschappij doet niet moeilijk als ik bel. De pick-up heeft geen schrammetje en mijn Chevy heeft slechts een deukje van een centimeter breed, vlak onder de nummerplaat. Heb je zo’n prachtige dag gehad, moet deze zó eindigen.

Dag 7: Mammouth Hot Springs (Yellowstone National Park)

De dag begint met een bezoek aan de Mammouth Hot Springs; een geiser vlak naast mijn verblijf. De geiser stinkt naar rotte eieren en er komt puur vergif uit de gaten in de aarde. De wandelroute is 2,3 kilometer lang en is helemaal met hout aangelegd. Overal staan borden dat je de vulkanische grond niet mag betreden. Je kunt er doorheen zakken of zelfs vlam vatten, omdat de grond op sommige plaatsen erg heet is. Geen Amerikaan die dit ook in z’n hoofd haalt. Daar moet je in Nederland niet om komen. Die gaan daar gewoon op staan.
Omdat ik de auto een dagje rust wil geven loop ik de rest van de dag door het park heen. 's Avonds is het tijd voor een goed bord eten. Dat heb ik (deels bewust) tot nu toe nog niet gegeten. Mijn hemel, wat smaakte die steak goed, zeg! Een biertje (een pind), een lekkere, forse steak en wat groente kosten me slechts USD 32,00. De avond wordt besloten in mijn cabine met het schrijven van dit verhaal, begeleidt door huilende wolven op in de bergen op de achtergrond.

Dag 8: Mammouth Hot Springs (Yellowstone) – Grand Teton – Salt Lake City

Vanochtend vroeg vertrokken uit Mammouth Hot Springs. Ik wil vanavond op tijd in Salt Lake City zijn. Maar er is nóg een goede reden waarom ik zó vroeg vertrek; Als je iets van het dierenrijk wilt zien, dan moet je echt vroeg uit de veren. Het vroege opstaan wordt niet beloond door de in het park woonachtige beesten; des te meer door Moeder Natuur. De uitzichten zo vroeg op de ochtend zijn adembenemend mooi. De geisers doen goed hun werk, waardoor er overal stoom uit de grond komt schieten. Een prachtig gezicht, hoewel het je toch even doet denken aan het einde der tijden, zoveel stoom komt er overal uit de grond. Het water van de meertjes is warmer dan de temperatuur in de lucht, dus ook dat veroorzaakt veel stoom boven het water. Dit, gecombineerd met de opkomende zon, is een geweldig spel van Moeder Natuur. De zon verschijnt in miljoenen kleuren op het wateroppervlak. Enkele bizons, een paar herten en een rendier bevinden zich zo vroeg nog wel op het wegdek. Ik laat Yellowstone achter me en rijd het aan het zuiden aangrenzende Grand Teton National Park binnen; een park dat eveneens de moeite waard is. Veel van het beeldschone beeld wordt bepaald door de rotsformaties langs de Interstate 89 Zuid, die me via de plaatsjes Jackson en Montpellier naar de Interstate 15 Zuid moet brengen. Tegen de middag heb ik er al bijna de helft op zitten, wat me de gelegenheid geeft even een acrobatische wandeling te maken langs de Snake Rivier, die stroomafwaarts deels met mij mee naar Salt Lake City gaat. De dag is mooi met een zonnetje en een graadje of 25 (Celcius). In Jackson zelf is het tijd voor een burgertje met een cola. Ik heb immers sinds half zes niet meer gegeten; wel gedronken. De auto begint wat gebreken te vertonen; het lampje van de bandenspanning wil maar niet uit gaan. Ook niet, als ik de banden in Jackson voorzie van de nodige lucht. Dus maar weer bellen met de verhuurmaatschappij. Daar beginnen ze me onder andere te kennen. Ze maken een notitie van het lampje van de bandenspanning en ik kan mijn reis vervolgen. En raad eens: halverwege de dag gaat het bandenspanningslampje… uit. Bij Alpine Junction splitst de weg zich in de 26 West en 89 Zuid. Het is de 89 Zuid, die ik moet blijven volgen. Ik doorkruis dorpjes als Freedom, Tayne en Groover. Plaatsen met soms wel 200 inwoners. Als ik na het plaatsje Smoot even stop om de benen te strekken valt me pas op hoe muisstil het hier is. En, hoe prachtig het bergachtige landschap. De rivier heeft bij Alpine Junction afscheid van me genomen. Ik lig lekker op schema; om 1515u moet ik nog ongeveer 200 mijl rijden. Het zal oor het eerst deze reis zijn, dat ik op schema lig. Mijn laatste sanitaire stop vóór Salt Lake City is het stadje Logan, een voorstadje van Salt Lake City. Logan zelf is geen klap aan, dus stoom ik door naar mijn hotel in hartje Salt Lake City. Ik heb geen GPS-systeem aan boord. Maar met wat navragen vind ik mijn hotel nog vóór de avond invalt. Nog even het internet op met mijn netboekje om het laatste nieuws en de laatste mail te checken. Het hotel beschikt over een draadloos netwerk. De verbinding verloopt niet soepel en niet alle functies werken even goed. Maar toch vind ik het prachtig hoe ik draadloos aan kan haken op een netwerk en het laatste nieuws uit Nederland kan halen.

Dag 9: Salt Lake City

Ik ben het rijden zó beu, dat ik besluit de auto – maar vooral mezelf – een rustdag te geven en te voet door de stad van de Mormonen te verkennen. In eerste instantie lijkt Salt Lake City (SLC) geen klap aan. De “Lonely Planet USA”, toch de bijbel voor elke beroepsreiziger zoals ik, vermeldt in slechts 3 pagina’s – waarvan één met stadsplattegrond – wat er allemaal te doen is. Van een stad zo groot als Breda (180.000 inwoners) hoef je niet zo veel te verwachten, meldt de LP. De binnenstad begint bij de Rio Grande Street; een op zich trendy straat met even trendy boetiekjes. Een fontein is het enige wat nog herinnert aan de Olympische Winterspelen van 2002. Die fontein spuwt water op de maat van de knalharde muziek, die uit de luidsprekers naast de fontein komt. Bij boekhandel Barnes & Nobles koop ik drie boeken over het maken en produceren van films (gek, he?), waarna ik mijn weg vervolg door het centrum. Via South Temple, de hoofdstraat, loop ik naar wat ik denk dat het zakendistrict is. Er wordt nogal veel gebouwd en er bevindt zich een groot aantal zich hoge kantoortorens van o.a. grote banken. Het blijkt een bruisend stadsdeel te zijn, vol dagjesmensen, werknemers in hun middagpauze en toeristen. Ik raak aan de praat met drie Koreanen. Natuurlijk kennen ze Nederland… Amsterdam natuurlijk. Maar er was nog een stad… waar de VN zit en waar de regering zit… hoe heette die stad ook alweer? Ik help de Aziaten een handje: Den Haag. Na een kort praatje over hoe mooi Yellowstone is – de Koreanen gaan er morgen naar toe – vervolg ik mijn weg langs de kerk van de Latter Day Saints; deze kerk gelooft in “het einde de tijden omdat de mens een rommeltje van Moeder Aarde heeft gemaakt. De Heer zal snel op ons neerdalen, om ons massaal te straffen”. Althans, zo gaat de overlevering. Een geloof dat wereldwijd veel aanhang trekt, en hier in Salt Lake City de meeste en dus zijn immense hoofdkwartier heeft. Uit de buurt blijven, dus. Waar je vooral niet uit de buurt moet blijven, is het voormalige Centraal Station van de Union Pacific Railways, in het midden van de stad: met prachtige wandschilderingen, glas-in-lood en verlichting. De loketten waaraan je vroeger je kaartje kon bestellen, bestaan zelfs ook nog. De stationshal gebouwd in 1847 en heeft een capaciteit van 1.500 mensen (dat staat te lezen op de voordeur). Maar het doet al enkele jaren geen dienst meer. Nee, wie met de trein naar Salt Lake City komt, komt aan, aan de rand van de stad. De dag wordt besloten bij Capitol Hill, het raadhuis van de staat Utah. Daar is het Vietnam-monument, waar de gestorven militairen, die inwoner waren van de staat Utah, worden geëerd. Bij de hoofdingang is een bijeenkomst van studenten die vinden dat de regering van Utah meer moet doen aan orgaandonatie. Miss. Utah, een bloedmooie vrouw, doet er het woord. Met mijn camera-uitrusting denkt iedereen dat ik van één of andere krant ben, dus ik kan Miss. Utah naar hartenlust filmen en fotograferen. Je zult begrijpen dat ik deze kans niet onbenut laat. Tegen het begin van de avond strompel ik doodmoe mijn hotelkamer binnen. Ik heb een blikje bier gekocht (Nee, geen Budweiser…. Da´s shit-bier, maar Miller High Lager. Da´s wel te doen), die ik vrijwel in één keer achterover sla. Salt Lake City valt me toch niet zó tegen.

Dag 10: Salt Lake City – Orem – Grand Junction

Wie “Orem, Utah, USA” zegt, zegt feitelijk “WordPerfect”. Deze tekstverwerker is in deze stad uitgevonden en nu ik er toch ben, is het leuk om er eens een kijkje te nemen. Vanuit de binnenstad van Salt Lake City neem ik de Interstate 15 Zuid en daarna afslag 271 en dan zou het na 2 km aan mijn linker hand moeten zijn. Dat loopt anders. Want op internet staat dat WordPerfect Corp. is gevestigd aan de West Center Street. Maar er staat niet dat de West Center Street uit 4 delen bestaat. Dat wordt dus niks. Dan maar op zoek naar de Interstate 6 Oost en vervolgens de Interstate 191 Zuid. Ook dat wordt een loodzware opgave. Volgens de kaart is het simpel; Orem, via het stadje Provo en daar zou de Interstate 6 Oost moeten liggen. Na ruim 2 uur zoeken en met behulp van wat winkelend publiek – dat me in eerste instantie terug naar de Interstate 15 Zuid stuurt – vind ik het eindelijk. De Interstate 6 Oost slingert me daarna dwars door het ruige landschap van Carson Canyon heen. Deze rotsformatie ligt op een kleine 2 uur rijden ten noorden van Salt Lake City… Tenminste, als je de 6 Oost gevonden krijgt. Want nergens in zowel Orem als Provo staat echt goed aangegeven waar je naar toe gaat, als je links- of rechtsaf gaat. Dat is voor het eerst deze reis, dat de wegaanwijzingen zó slecht staan aangegeven. Bij het woestijnstadje Price kijk ik mijn ogen uit; er is niets te doen, en toch is er een Burger King, een Subway boordjeszaak en een Mac. Ook is er een golfbaan en er wonen mensen, zó ver van de bewoonde wereld; 60 mijl (pl/min 90 kilometer) om precies te zijn. Na Price splitst de Interstate 6 Oost en de 191 Zuid zich; de 191 Zuid is degene die ik moet blijven volgen, tot aan het dorpje Green River. Het landschap wordt al maar ruiger, wilder en woester en meer dan bij Belle Fourche begin ik ‘Once up on a time in the West’ van Ennio Morricone als achtergrondmuziek te missen. Dit is hét decor voor de perfecte westernfilm; Stel je een dergelijk prairie-achtig decor voor, en je ziet precies, wat ik vandaag heb gezien: een rotsachtig landschap, met hier en daar af en toe een graspol. Een geel/rood-achtige gloed en een helblauwe lucht erboven. Talloze vrachtwagens doorkuisen het landschap, gevolgd door een enkele personenauto. Het is iets na drie uur 's middags, als ik nog 171 kilometer (117 mijl) moet rijden tot mijn eindbestemming. Ondanks het getreuzel in Orem en Provo heb ik godzijdank weinig tijd verloren. Er is zelfs nog tijd voor een sanitaire stop en even genieten van het ruige en wilde woestijnlandschap. Dit is Amerika zoals we het kennen; wild en ruig; stoer en woest. Langs de 191 Zuid is een parkeerplaats waar ik (de zoveelste) diverse vrachtwagens op de foto zet. Dit is echt een walhalla voor kleine Paultje. Dit, tot enige verbazing van een Amerikaans stel uit de staat Washington, onderweg naar kennissen in de staat New Mexico in het zuiden (over lange afstanden gesproken). Als ik ze vertel dat ik in Nederland met transport mijn dagelijks brood verdien, snappen ze mijn acties. Het is een erg relaxed stel. Hij begint tegen me te praten, omdat hij "Colorado" op mijn nummerplaat ziet staan. Hij is zelf geboren in Boulder. Maar aan mijn stem is wel te horen dat ik niet uit Colorado kom. Na een kortstondig praatje en een knuffel van de meegereisde hond vervolg ik mijn weg. De Interstate 191 Zuid eindigt en loopt over in de hoofdweg Interstate 70 Oost. Je zou verwachten dat dit een drukke snelweg zou zijn. Maar dat is niet helemaal correct. Een enkele automobilist waagt zich op deze verbindingsweg van Utah naar Colorado, maar over het algemeen wordt ook deze hoofdweg bevolkt door vrachtwagens. Het landschap verandert van een woestijnlandschap in een maanlandschap; grote rotsformaties, veel zand en vrijwel geen begroeiing. Daar doorheen loopt een spoorlijn (waar warempel nog wagons op staan) en een asfaltweg, deze Interstate 70 Oost. In het noorden heb ik ‘the craters of the moon’ gemist, maar dit is toch een prima alternatief. Bij een pompstation (eigenlijk een ‘roadhouse’, zoals ik die voor het laatste heb gezien in Australië) nabij de woestijnstadjes Salina en Green River voor een nieuwe sanitaire stop (de aanleiding de zoveelste sanitaire stop zal ik je besparen) en de tank nog één keer vol smijten (hij is voor de helft leeg, dus technisch gezien zou ik het kunnen halen), vóór ik de oversteek naar Grand Junction maak. Hier staan ook tientallen vrachtwagens geparkeerd, omdat de chauffeurs aan hun rijuren zitten. En dat is natuurlijk de zevende hemel voor kleine Paultje. Verder leent het maanlandschap zich, gecombineerd met het zonnige weer en de geparkeerde vrachtwagens, voor een filmopname en een fotosessie. Daarna is het terug de Interstate 70 Oost weer op, in de richting van Grand Junction. Dat weet ik nog bij daglicht te bereiken. Na een snelle hap ga ik dan eindelijk naar mijn hotel, dat ik nog net bij daglicht vind. Morgen de op één-na-laatste rit; naar Moab.

Dag 11: Grand Junction – Durango – Moab

Door een boekingsfoutje van de reisorganisator ben ik nu 3 uur van Denver af, en vanavond 5 uur. Ik zit nu dichter bij Denver, dan het hotel waar ik vanavond slaap. Maar goed, dat mag de pret niet drukken. Dan maar een stukje zuidelijk via de Interstate 50 Zuid en 550 Zuid en de staat New Mexico proberen te bereiken. De eerste stop is in het stadje Delta, op zo’n 52 mijl (pl/min 77 kilometer) van Grand Junction. Een goederentrein raast door het stadje heen, wat me het ‘In the Heat of the Night’-gevoel geeft (voor diegenen die deze serie nooit hebben gezien; de openingsscene is een goederentrein, die dwars door een stadje rijdt, terwijl een politieauto voor de overweg staat te wachten, tot-ie voorbij is). Verder is Delta weinig soeps. Of je moet het leuk vinden de plaatselijke gevangenis van binnen te willen zien. De tocht gaat dus verder naar Montrose over de Interstate 550 Zuid. Montrose is weinig aan; of je moet de Harrier (gevechtsvliegtuig) op ware grote leuk vinden, die men aan de rand van het stadje op een standaard heeft gezet, bij de ingang van het plaatselijke vliegveldje. Ik neem afscheid van de 50 Oost en vervolg mijn weg via de 550 Zuid door Ridgeway (met het “Dutch Charlie National Park”). Na het plaatsje Ouray begint de lol pas echt; De 550 Zuid wordt een nauwe weg, die me door de Red Mountains slingert. Een prachtig gezicht; maar je moet erg uitkijken dat je niet stiekem een stuurfoutje maakt. Één stuurfoutje, en je ligt 100 meter of verder beneden in het ravijn te kijken met je Chevy Aveo. Vangrails ontbreekt op grote stukken en de maximum haalbare snelheid is 20 – 25 mijl per uur. Even krijg ik het spaans benauwd als de remmen beginnen te schokken als ik erop druk, wat erop zou kunnen wijzen dat de remschijven naar de mallemoer zijn. Lekker, zit je op bijna 11.000 voet hoogte en ga je bergafwaarts. Maar ik bereik het stadje Durango ongedeerd. Enig probleem is, dat het al in de namiddag is en de staatsgrens met New Mexico nog op z’n minst 68 mijl rijden is. Dan wordt het weer nachtwerk als ik in Moab aankom… En daar pas ik voor. Dus via de Interstate 161 West en de 191 Noord en de dorpjes Cortez, Dove Creek en Monticello weer terug naar Moab. Daar, waar ik gisteren ook al was. Dit maal rijd ik Moab aan de zuidkant binnen. En dat betekent binnenkomst via het Canyonsland National Park. Het Canyonsland National Park is een aaneenschakeling van sculpturen langs de Interstate 191 (zowel Noord als Zuid), gemaakt door Moeder Natuur. Veel sculpturen hebben merkwaardige vormen, zoals een hand van een mens, een grote schildpad en een Jezuïetenkruis. Van die laatste heb ik een foto gemaakt en enkele minuten film. Ook is er Wilsons Ark te vinden; een immense sculptuur, waaruit een arkvorm is op te maken, genoemd naar Joe Wilson, de ontdekker van de kolos. Heel merkwaardig allemaal; maar het is stof voor voldoende beeldmateriaal. Geniet van de foto’s die ik heb gemaakt. Want het maken van foto’s en films van deze rode stenen kolossen, tegen de achtergrond van een ondergaande zon… geeft een geweldig gezicht. Ik ben blij dat ik New Mexico vandaag niet heb bereikt; want dan had ik dit alle moois zeker gemist, omdat ik er in de duisternis aan voorbij was gereden. Tegen de nette tijd van half acht ’s avonds als ik het hotel vind, waar ik onofficieel de laatste nacht van deze reis zal doorbrengen. Morgen is er nog een nacht in Denver. Maar in Denver ben ik al geweest.

Dag 12: Moab – Denver

De laatste dag van deze reis is aangebroken. De reis gaat noordwaarts, in de richting van de Interstate 70 Oost. Het is nog 316 mijl (ongeveer 500 kilometer) tot aan Denver, dus ik kan me opmaken voor een dikke 5 uur Interstate 70 (ter vergelijking: 507 kilometer is van pl/min ’s-Hertogenbosch naar Parijs). Maar vóór ik die Interstate 70 Oost opdraai, moet ik nog 25 mijl rijden door het Arches State Park, met dezelfde enorme rode kolossen als in Canyonsland; al moet ik toegeven van de kolossen in Canyonsland mooier zijn. Maar het is geen straf om even in dit Arches State Park te zijn geweest. Ik had me eigenlijk voorgenomen vandaag niet meer de filmen en te fotograferen. Zoveel bijzondere dingen zou ik toch niet meer tegen komen. Dat is fout gedacht. En als je de foto’s en films van Arches State Park ziet en een spontaan déjávú-moment krijgt, dan heb je het raak: de tekenfilmserie “Roadrunner” (miep-miep-zoef) is hier gesitueerd, en in het aan de grens met Arizona liggende Monument Valley. Maar dat is te ver rijden voor vandaag. Tenminste, als je daarna ook nog eens naar Denver moet, zoals ik. Na een half uurtje te hebben genoten van Arches State Park, is het miep-miep-zoef naar Denver. Onderweg, langs de Interstate 70 Oost is het weinig soeps. Ik wordt getrakteerd op een fikse hagelbui, zo gauw Denver in zicht komt. Dat betekent stapvoets rijden en ingehaald worden door iedereen en alles; inclusief vrachtwagens. Jammer dan. Mijn veiligheid gaat voor. Het stapvoets rijden is voor mijn Chevy Aveo geen probleem; het ding lijkt niet vooruit te branden. Tegelijkertijd hoeft de geplande wasbeurt gaat dus niet door; dat heeft moeder natuur al gedaan. Zonder verdere kleerscheuren of deuken bereik ik Denver, waar ik wonderwel zonder enige moeite mijn laatste hotel voor deze reis bereik. Morgen vlieg ik naar huis; dan is deze USA-reis zeker afgelopen.